Hij moest kapot

In stilte was hij aan het staren. Dat het kunst was, het moest op de foto met het roest voorop. Er was een fiets uit de sloot gehaald. Het ding lag op de kant, al maanden. De modder was opgedroogd. Nog eerder door de wind dan door de zon. Het was een trieste dag. Even mocht hij buiten, zijn jas aan. Hij liep dan zijn rondje tot hij iets zag. Dan ging hij staren en vertellen dat het kunst was.

Ik belde altijd in het voorbijgaan. Nooit stopte ik. Ik had ze wel zien zitten of staan. Gestoorden, dat was ik niet. Dus negeerde ik ze niet maar knoopte ook geen praatje aan. Had ik dat maar wel gedaan dan had ik kunnen horen wat kunst was. Over de zon en de maan en het verschil tussen twee werelden. Die andere aarde, daar verborgen achter de maan.

Daar leefde men in spiegelbeeld met duidelijke regels. Dat leverde meer zo zagen ze ook twee manen en nog zo veel meer. Ik had even kunnen rusten. Tegen het hek aanleunen of rammelen. Alsof ik erin wilde, bij hen zijn. Dichterbij zodat we samen hetzelfde konden zien. Mijn standpunt was een andere. Ik vond mij groots. Belde en snelde voorbij, blij, blij, dat ik het niet was.

Nu zat ik. Ik staarde. Het was niet eens kunst. Mijn ooghoek trilde. Een constante beweging die mij stoorde. Alsof er een dikke bromvlieg bij mijn oog zat. Zijn poten diep in mijn huid gestoken, vast en het dier wilde steeds weg, weg, weg. Ik sloeg keihard en hoorde iemand fluisteren “daar gaat hij weer”. Boos keek ik op. Niemand hielp mij. Begrijpen jullie dan niet?

Daarom stond ik op en logde in. Wie was ik ook al weer? O ja, Jimmy. Ik keek rond en lachte, even wist ik het weer. Niemand keek. Ik was eenzaam. Het toetsenbord trok ik naar mij toe alsof het de heupen van de vrouw waren. Ik keek gretig, smulde, ja het was een vrouw en ik zou haar bespelen. Terwijl ik staarde naar haar schaamteloze naaktheid schreef ik mijn woorden. Ik vertelde in trage zinnen dat ik knettergek was.

Gelukkig werd ik daar wel begrepen. Ik wachtte net zo lang tot ik hen hoorde. Mijn reactieveld volstroomde met woeste lust. Het uitschrijven van een verlangen is een tragedie die door weinigen wordt gekend. Het maakt jezelf langzaam gek. Een blijvende verslaving waar geen medicijn tegen hielp. Ik verlangde suiker. Sloeg mijn werk op en daarna een keiharde klap op het bureau. “Wacht maar even” zei de vrouw in de hoek.

Het eerste klontje smolt op mijn tong, het derde volgde later. Eerst het tweede. De derde hield ik vast en kruimelde in mijn hand. Gelukkig was er zweet, zo veel zweet dat het suiker vastplakte. Zo zoet moet het zijn. Ik zag jou, mijn geliefde. De waanzin ten top want dit was een mannenafdeling. Ken je dat, een afdeling vol mannen waar de vrouw de scepter zwaait. Ik heb er eens over geschreven, ooit, maar die tekst heb ik weggegooid.

Eerst lag ze koffiebonnen neer, later twintig euro. Ik ging niet overstag. Keek niet op of om maar hield mijn toetsenbord met twee handen vast. Toen keek ik op, naar de bovenrand van mijn scherm. Het scherm vroeg mijn naam met zachte verlegen stem en ik noemde mij Jimmy. Nee, ik likte niet aan mijn hand maar waste. Droogde met de handdoek die er drie dagen geleden was neergelegd en ging weer terug naar mijn plek. Al snel schreef ik over de liefde.

“Weet jij eigenlijk wel wie je bent” grapte ik vlug op een weblog. Daarmee maakte ik haar voor twee dagen stuk. “Alles is altijd anders” vulde ik een worsteling aan en toen kreeg ik een mail waar ik niets mee heb  gedaan. Ik was die dag geen Jimmy want ik vind dat ik ook weleens iets mag. Dus het aanvalsplan kwam vanzelf. Eerst wekte ze lust op en toen verlangen. Dat werd afgesloten met medelijden. Zo wreed was het.

Ik keek naar haar kut en verlangde. Nee, het was niet die met haar kutlog. Er is zo veel meer op het internet waar ik niet over kan schrijven. Noem het pornografie, dan nog zijn de beelden ruwer  dan jij je voor kan stellen. En jij en ik weten dat jij heel wat bent gewend. Sinds een dag of twee kon ik die sites niet meer vinden. Maar ik voelde mij aangenaam verdoofd. Waarschijnlijk kreeg ik medicijnen. Die toegift ontkende ik niet.

Vanochtend zei ik het nog tegen die vrouw van de afdeling hierboven dat ik was vergeten hoe het voelt om verliefd te zijn. Dan zegt ze dat ze nog lang geen vijftig is en tilt haar rokken op. Eigenlijk is het hier best aangenaam wonen. Met de bomen en zo. De zon schijnt hier ook vaker als bij jullie. Dat is ook de reden om hier te blijven omdat het prettiger is aan deze kant van het hek.  Ondanks dat er iedere ochtend iemand verlangend belt.

Het is een man en hij wil naar de vrouwenafdeling. Ik weet het zeker. Niet uit mildheid maar uit wraak. Hij is op zoek naar het gevecht. Verdwaasd door al hun verhalen is hij op pad gegaan en heeft ze niet gevonden. De werkelijkheid bestaat immers alleen hier begrijpt u wel. Dit is echt, de rest is verzonden door de regering, de communisten en de filmindustrie. Gelooft u echt dat stromend water bestaat en de ruimtevaart. Ga toch weg!

Maar vanavond ben ik Johnny. Voor Jimmy is dan geen plek. Het is geen devaluatie maar een opvolging van generatie op generatie. Vroeger zat hier Jan, die is al jaren weg. Knettergek meneer. Totaal gesjeesd. Dagen schreeuwend in de isoleer en toen naar de kapper en daarna op weg naar huis. Nooit aangekomen maar ten prooi gevallen aan dwaze vrouwen. Vrouwen die verlangen naar lust en seks en al zo meer. Eenzaam op een zolderkamer meeschrijvend met de ellende van alle dagen. Maar let op mijn woorden, wij komen in het geweer!

Voor Johnny is het immers oorlog! Sterven is mijn vak meneer. Ik bevecht ze allemaal. Mij zullen ze niet krijgen. Ik overwin, worstel mij door de rijen rauwe vrouwen en zal overwinnen. Luctor et emergo! Zo gaat het hier te keer. Met een harde klap dood ik de vlieg in mijn ooghoek. Opeens zie ik veel meer. Een beperkt blikveld laat je concentreren. De zwelling wordt dikker en dikker en ik zie steeds meer. Dan heb ik mijn toetsenbord weer vast en zie nu pas hoe naakt je bent. Via de bn naar de h zo vlak langs de u zie ik de deling lopen.

Alles zijn splitsingen meneer. Vraag het maar aan de vrouw die zegt dat ik nog lang geen vijftig ben. Vanavond gaat het gebeuren, vanavond gaat ze komen. Als ik alleen ben, stil lig te dromen, te woelen in de nacht. Dan komen ze allemaal, allemaal meneer en ik sta op wacht en denk aan jou. Je schreef mij af, bleef mij niet trouw. Maar begrijp mij goed liefste, een soldatenhart is niet van steen. Weet je wel, weet je niet.

Ik denk dat ik het hier maar bij laat. We krijgen thee ook. Als ik het zo eens vergelijk bij wat ik met anderen zie is het zo slecht nog niet. Nu nog een muze. Een trouwe vrouw. Niet eentje van de straat maar met woorden. Iets met wijsheid en kunst en stil verlangen. Een gekmakend verlangen naar meer. Dat je schrijft terwijl je werken moet. Maar u begrijpt het niet. Ik ben van de aivd meneer. Alles hou ik onder controle en ik kan u zeggen: zo is het goed. Nee… ik ben zo gek nog niet.

Een kleine toegift voor alle dwazen: http://www.youtube.com/watch?v=mueRhdrSP4o Voorwaartsch marsch en nu marcherend door de kamer, recht naar uw geliefde!

Over ghduval

Wat hier staat is echt, tenminste toch echt in het hoofd van Duval en kan dus niet gebeurt zijn. Uitschrijven van gedachten niet meer dan een vriendelijk gebaar zodat u mee kunt lezen, verwonderen, afwijzen of omarmen. Deze weblog is het aambeeld waarop wordt gesmeed. De mens in al zijn verschillende vormen het ijzer wat gesmeed wordt. De gedachten en vele kronkels van Duval zijn de hamer die ritmisch neervalt. Nu alleen de warmte nog. Dat bent u, webloglezer (v/m), het is aan u het vuur hoog op te stoken zodat het wonder van de smid te bewonderen valt.
Dit bericht werd geplaatst in oud-vkblog-2009-10 en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

5 reacties op Hij moest kapot

  1. Jezzebel zegt:

    Oi, hoe moedig zijn zij, soldaten van ons hart.
    Op defileermuziek 🙂
    .

  2. G.H. Duval zegt:

    .
    In de rondedans van Duval en Jezzebel verlang ik naar de stem van de ander.
    Hoe hij leest, interpreteert en misschien wel over één joetjoep link heenstapt, omdat er meer staat.
    Hoe zij begrijpt dat alles oorlog is en met rustige woorden uitlegt dat liefde dat niet is.
    Hoe er opeens iets staat van iemand die hier tijden niet was, opgelucht ademhaalt en zegt: je bent er nog.
    In de rondedans van Duval en Jezzebel verlang ik naar de stem van de ander.
    Even een ander geluid omdat ik je aan het verstikken was. Mijn weblog, mijn lieve weblog.
    Reacties kunnen je ten onder laten gaan en niemand weet waar je boven komt.
    Happend naar adem, drijvend als een lijk. Of slechts als suggestie, gezien door een man uit een raam. Die razendsnel belt waarop de kloeke vrouw zegt dat vaak niets is wat het lijkt.
    .

  3. maria-dolores zegt:

    soms weet je niet eens wie er ‘tijden niet was’, omdat mensen ook wel eens langskomen, opgelucht adem halen, maar niks zeggen… en jij blijft wachten…

  4. G.H. Duval zegt:

    Ik ben altijd blij
    Als iemand zegt
    Dat zij er was
    En zeker bij zo iemand als jij, die zo vrolijk blogt. Ons laat zien wat je tegenkomt. Kijkt, ziet en denkt: weblog. Dan ben ik blij dat je hier ook komt en je in de brei van mijn woorden begeeft. Leest en zegt: okee, ik zeg even dat ik er was.
    Dankjewel Maria-Dolores 😉
    .

  5. F.Frenkel zegt:

    Ja een kinderfietsje en een supermarktkarretje.
    Er waren schelpen opgegroeid en veel modder.
    Ik keek er langdurig naar.
    Het leven beyond.
    Opmerkelijk dat je look zo dikwijls exact de mijne is.
    Kunst?
    Welnee…das geen kunst,das een fietsje zonder spaken.
    (O, deze is wel heel errug errug
    Ik durf het je niet te zeggen,joh.
    Zo erruggggggggg.)
    Deze is te ingewikkeld,te veel kanteling,teveel leicht löslich
    So sah ich vorher aus!

Geef een reactie op F.Frenkel Reactie annuleren