Verwijderen!

Met een harde slag werd de stempel op het papier geslagen. Het stempel wentelde zich in het frame, bedrukt met inkt was het bereid woorden in rood vorm te geven. Over mijn naam, mijn gegevens, over alles wat ik was werd het woord geslagen: “verwijderen”. Er was geen uitroepteken of enige twijfel bij de persoon die door middel van de stempel mij een doodsteek moest geven.

Daar zag ik mijzelf: ontdaan van iedere franje, iedere mogelijkheid tot kritiek ontnomen. Het was onomkeerbaar, een besluit genomen, hogere machten regeren hier. De vrouw keek op en zag mijn totale verwarring, ze snauwde mij toe: “Je hebt de ruimte niet benut, nu is het goed dat jouw woorden niet meer mogen”. Mijn formulier ging op een stapel. De stapel in een map, om de map een elastiek. Ze pakte een stapel mappen en nam deze erbij, daarna liep ze weg.

Ik hoorde haar voetstappen door de hal slaan. Het waren de slagen van een klok, niet eens de seconden maar het uursignaal. Alsof mijn laatste uur geslagen had. Dat hoefde niet, ik wist dat er nog een mogelijkheid was, maar hoe en waarom? Ik was gaan zitten op één van de vele bankjes in de hal. Mijn benen wijd uit elkaar, ellebogen steunend daarop. Mijn handen vormden een kom waar mijn kin in paste. Ik kantelde mijn hoofd en liet mijn slapen daar rusten.

Langzaam schudde ik nee. Het was theater in een opperste vorm, maar als het zo moest dan moest het maar. Even knikte ik. Ik was het met mijzelf eens, het moest zo. Haar hakken stierven, althans het geluid, maar in mijn gedachten ging zij ook ten onder. Daalde zij af in een kelder, zocht ze een enorme kluis om de kostbare informatie op te bergen en zou zij worden gegrepen door demonen. Demonen en monsters die in het onderaardse woonde. Alleen mannen zouden terugkeren.

Mannen die helden zijn, stoer en welgekapt. Met vuur en zwaard en haar in de krul of de nek keurig uitgeschoren. Geen barbaarse helden maar heren van fatsoen, moraalridders, mannen met gepoetste schoenen. Ik keek naar de mijne en begreep veel. Het zou tenminste een reden kunnen zijn mijn verblijf hier te weigeren. Op dit moment kon ik zelf begrijpen dat er kosten in rekening zouden worden gebracht voor de lange tijd dat ik ruimte openhield.

Ruimte openhouden en zo ruimte van anderen bezetten die ze wel zouden willen benutten. Eigenlijk was ik een kraker die grootse nieuwbouwplannen vertraagde. Dus keek ik op en verwachtte de ME. Mannen met helmen zonder karakter. Dienders die op zoek naar een mogelijkheid tot enige carrière of puur vertier de helm opzochten. Maar ik zag haar. Daar stond zij en ik was klaar voor het gevecht.

Het was dezelfde vrouw maar eigenlijk naakt. Naakt maar dan wel gekleed. Met hoge hakken en in uitdagende lingerie. Even vermoedde ik een delirium maar dat kon niet waar zijn, ik ben immers niet gek. Toen ik een zweep hoorde knallen begreep ik hoe laat het was: ik had nog voldoende tijd. Daar stond zij, knallend en schreeuwend gezag af te dwingen. Blijkbaar verwachtte zij mij als enthousiast tegenspeler in een boeiend sadomasochistisch spel. Ik riep nog terug dat ik zo gek niet was, maar nog geen drie tellen later ging ik kruipend achter haar aan.

Vanachter de loketten werd er gejoeld. Keurige mannen die nooit hun post zouden verlaten. Burgerridders met goed fatsoen en gepoetste schoenen, u kent ze wel. Als ik op keek zag ik haar kont. Dat mocht dus niet. We vochten hier om het behoud van een weblog, niet om een pornografisch manuscript gepubliceerd te krijgen. Ik hijgde het, precies deze vorige zin. Wat moest ik anders? Op mijn rug draaien en zeggen dat het mij ontbrak aan enige zin?

De stempel was gezet. Er was geen terugkeer mogelijk. Ik sidderde bij die gedachte. De vrouw die met haar boodschappenkar zo lang voor mij had gestaan was naast mij gaan zitten. De moraalridder bleek een goedgemutste jongeman die af en toe bezorgd langs de lange rij naar mij keek. Vermoedelijk vroeg hij zich af of het met mij wel goed ging. Ik gaf hem antwoord door mijn hoofd weer in mijn handen te leggen en langzaam mijn hoofd van links naar rechts te draaien en weer terug.

Hij belde de security. Vroeger was er geen security, tegenwoordig wel. Vroeger deed de portier alles. Een keurige man met opgeschoren haar, glimmend gepoetste schoenen met een bijzonder heldere glans. Zo een man met een pet op die één keer per maand droomde dat hij achter haar aankroop. Niet dat het ooit gebeurde maar het was voor hem een steun in zijn bestaan. Het hielp hem rechtop te lopen en te voldoen aan de eisen die er gesteld werden. Hij wilde haar immers niet teleurstellen en ik ook niet.

Dus liep ik direct naar haar loket toen ze terugkwam. Het bordje gaf duidelijk aan dat dit loket was gesloten al was er geen fysiek verschil tussen een geopend en een gesloten loket. Behalve dat het bordje aangaf dat juist dit loket gesloten was. Daarachter zat zij en ik begon te praten. Een dramatisch verhaal dat ik alles wilde doen. Alles en dat betekende desnoods dat ik achter haar aan wilde kruipen. Pas toen had ik haar aandacht. Even kwam ze heel dichtbij en fluisterde dat wij dezelfde fantasieën deelde.

Het feit dat ze toch even haar vinger het knopje in liet drukken en de speaker iets harder had staan deed mij twijfelen. Ik vroeg haar of dit echt zo was en zij knikte. Knikte en voegde er een stevige knipoog aan toe. Ik negeerde haar knipoog en focuste mijn blik iets lager. Ze was rijkelijk bedeeld en ik knikte. Een soort goedkeurend knikje dat alleen boeren doen. Boeren en directeuren die hun zin krijgen.

Daarom keek zij mij vragend aan. Begreep mij niet. Ik mompelde iets over een stempel. Of het nodig was dat het zo moest gaan. Eigenlijk was ik toch gewoon Duval, misschien wel G. H. Duval en dat ‘Ritmeester te Rotterdam’ eigenlijk een grapje. De vrouw keek mij dromerig aan terwijl zij haar banaan hapte. Het leek erop alsof ons contact was verbroken. Daarom herhaalde ik dat van het grapje, dat het niet mijn bedoeling was om zo lang stil…

Het was de hand van mijn vrouw die mijn voorhoofd depte. Zwetend lag ik in bed. Ze kuste niet al deed ze dat normaal eigenlijk wel. Moe opende ik mijn ogen. Ze keek mij aan, bijna vragend. Toen kwam haar antwoord, dat ze best begreep dat mijn woorden over een ritmeester uit Rotterdam onderdeel van één van mijn vele grapjes waren. Ik knikte en veegde nog meer zweet uit mijn gezicht. Daarna werd het stil. De ijzige stilte die kou meebrengt. Kou die een koortsig lichaam verkoeling biedt. Alleen werkte dat tussen ons niet zo.

Ze rolde op haar rug alsof we in het hoge gras lagen. Mijn geheugen begon te zoeken maar vond nergens een youtube filmpje waarin wij samen in het hoge gras lagen. Het is dus nooit gebeurt en deze houding was dus geen verwijzing naar een situatie waar wij toen wel samen uitkwamen of bevestiging van onze liefde in vonden. Ik genoot van de stilte. Een ogenblik om te controleren of ik er nog was. Of ik mijn hart voelde kloppen en mijn ademhaling in een zelfde ritme ging als het op en neer bewegen van mijn borstkas.

Mijn laatste uur had immers net geslagen, maar zo laat was het toch nog niet. Plots draaide zij zich om en staarde mij aan. Ze was veel te dichtbij en ik ontdekte een lange rechte lijn op het plafond die ik in volle aandacht moest volgen. “Heb jij echt achter een vrouw aangekropen?” dat was haar vraag en het was een directe. Mannen beantwoorden nooit directe vragen, zelfs als een eerlijk antwoord genoeg kan zijn. Dus mompelde ik, wat moest ik anders? Er was een lijn en die vroeg mijn volledige aandacht.

Ze bleef mij even aankijken. Nu mijn concentratie verliezen zou een glimlach maken en een glimlach duidt op verraad. Een verraderlijk gevoel wilde ik nu even voorkomen. Langzaam rolde ze terug. Er kwam bij mij een glimlach. Ik draaide naar haar toe en vroeg waarom. Waarom ze dit van mij wilde weten. Nu ontwijkte zij mijn blik. Er kwam geen glimlach alleen een zorgelijk antwoord. Een zin over gewoon en zo maar. Ik knikte, begrip hoeft nooit ergens op gebaseerd te zijn als je maar begrijpend je dingen doet vol begrip.

“Je zei zoiets, en ik dacht.” Dat waren haar woorden en ik kuste haar. Blijkbaar was ik lang weggeweest, niet eens dagen maar maanden. Ze had zich dingen afgevraagd en haar onrust gesust. Ik herhaalde dat ik alleen maar twee postzegels wilde halen. Twee losse postzegels voor totaal 78 cent. Dat was onmogelijk en toen verdwaalde ik. 
Verwijderen!

Met een harde slag werd de stempel op het papier geslagen. Het stempel wentelde zich in het frame, bedrukt met inkt was het bereid woorden in rood vorm te geven. Over mijn naam, mijn gegevens, over alles wat ik was werd het woord geslagen: “verwijderen”. Er was geen uitroepteken of enige twijfel bij de persoon die door middel van de stempel mij een doodsteek moest geven.

Daar zag ik mijzelf: ontdaan van iedere franje, iedere mogelijkheid tot kritiek ontnomen. Het was onomkeerbaar, een besluit genomen, hogere machten regeren hier. De vrouw keek op en zag mijn totale verwarring, ze snauwde mij toe: “Je hebt de ruimte niet benut, nu is het goed dat jouw woorden niet meer mogen”. Mijn formulier ging op een stapel. De stapel in een map, om de map een elastiek. Ze pakte een stapel mappen en nam deze erbij, daarna liep ze weg.

Ik hoorde haar voetstappen door de hal slaan. Het waren de slagen van een klok, niet eens de seconden maar het uursignaal. Alsof mijn laatste uur geslagen had. Dat hoefde niet, ik wist dat er nog een mogelijkheid was, maar hoe en waarom? Ik was gaan zitten op één van de vele bankjes in de hal. Mijn benen wijd uit elkaar, ellebogen steunend daarop. Mijn handen vormden een kom waar mijn kin in paste. Ik kantelde mijn hoofd en liet mijn slapen daar rusten.

Langzaam schudde ik nee. Het was theater in een opperste vorm, maar als het zo moest dan moest het maar. Even knikte ik. Ik was het met mijzelf eens, het moest zo. Haar hakken stierven, althans het geluid, maar in mijn gedachten ging zij ook ten onder. Daalde zij af in een kelder, zocht ze een enorme kluis om de kostbare informatie op te bergen en zou zij worden gegrepen door demonen. Demonen en monsters die in het onderaardse woonde. Alleen mannen zouden terugkeren.

Mannen die helden zijn, stoer en welgekapt. Met vuur en zwaard en haar in de krul of de nek keurig uitgeschoren. Geen barbaarse helden maar heren van fatsoen, moraalridders, mannen met gepoetste schoenen. Ik keek naar de mijne en begreep veel. Het zou tenminste een reden kunnen zijn mijn verblijf hier te weigeren. Op dit moment kon ik zelf begrijpen dat er kosten in rekening zouden worden gebracht voor de lange tijd dat ik ruimte openhield.

Ruimte openhouden en zo ruimte van anderen bezetten die ze wel zouden willen benutten. Eigenlijk was ik een kraker die grootse nieuwbouwplannen vertraagde. Dus keek ik op en verwachtte de ME. Mannen met helmen zonder karakter. Dienders die op zoek naar een mogelijkheid tot enige carrière of puur vertier de helm opzochten. Maar ik zag haar. Daar stond zij en ik was klaar voor het gevecht.

Het was dezelfde vrouw maar eigenlijk naakt. Naakt maar dan wel gekleed. Met hoge hakken en in uitdagende lingerie. Even vermoedde ik een delirium maar dat kon niet waar zijn, ik ben immers niet gek. Toen ik een zweep hoorde knallen begreep ik hoe laat het was: ik had nog voldoende tijd. Daar stond zij, knallend en schreeuwend gezag af te dwingen. Blijkbaar verwachtte zij mij als enthousiast tegenspeler in een boeiend sadomasochistisch spel. Ik riep nog terug dat ik zo gek niet was, maar nog geen drie tellen later ging ik kruipend achter haar aan.

Vanachter de loketten werd er gejoeld. Keurige mannen die nooit hun post zouden verlaten. Burgerridders met goed fatsoen en gepoetste schoenen, u kent ze wel. Als ik op keek zag ik haar kont. Dat mocht dus niet. We vochten hier om het behoud van een weblog, niet om een pornografisch manuscript gepubliceerd te krijgen. Ik hijgde het, precies deze vorige zin. Wat moest ik anders? Op mijn rug draaien en zeggen dat het mij ontbrak aan enige zin?

De stempel was gezet. Er was geen terugkeer mogelijk. Ik sidderde bij die gedachte. De vrouw die met haar boodschappenkar zo lang voor mij had gestaan was naast mij gaan zitten. De moraalridder bleek een goedgemutste jongeman die af en toe bezorgd langs de lange rij naar mij keek. Vermoedelijk vroeg hij zich af of het met mij wel goed ging. Ik gaf hem antwoord door mijn hoofd weer in mijn handen te leggen en langzaam mijn hoofd van links naar rechts te draaien en weer terug.

Hij belde de security. Vroeger was er geen security, tegenwoordig wel. Vroeger deed de portier alles. Een keurige man met opgeschoren haar, glimmend gepoetste schoenen met een bijzonder heldere glans. Zo een man met een pet op die één keer per maand droomde dat hij achter haar aankroop. Niet dat het ooit gebeurde maar het was voor hem een steun in zijn bestaan. Het hielp hem rechtop te lopen en te voldoen aan de eisen die er gesteld werden. Hij wilde haar immers niet teleurstellen en ik ook niet.

Dus liep ik direct naar haar loket toen ze terugkwam. Het bordje gaf duidelijk aan dat dit loket was gesloten al was er geen fysiek verschil tussen een geopend en een gesloten loket. Behalve dat het bordje aangaf dat juist dit loket gesloten was. Daarachter zat zij en ik begon te praten. Een dramatisch verhaal dat ik alles wilde doen. Alles en dat betekende desnoods dat ik achter haar aan wilde kruipen. Pas toen had ik haar aandacht. Even kwam ze heel dichtbij en fluisterde dat wij dezelfde fantasieën deelde.

Het feit dat ze toch even haar vinger het knopje in liet drukken en de speaker iets harder had staan deed mij twijfelen. Ik vroeg haar of dit echt zo was en zij knikte. Knikte en voegde er een stevige knipoog aan toe. Ik negeerde haar knipoog en focuste mijn blik iets lager. Ze was rijkelijk bedeeld en ik knikte. Een soort goedkeurend knikje dat alleen boeren doen. Boeren en directeuren die hun zin krijgen.

Daarom keek zij mij vragend aan. Begreep mij niet. Ik mompelde iets over een stempel. Of het nodig was dat het zo moest gaan. Eigenlijk was ik toch gewoon Duval, misschien wel G. H. Duval en dat ‘Ritmeester te Rotterdam’ eigenlijk een grapje. De vrouw keek mij dromerig aan terwijl zij haar banaan hapte. Het leek erop alsof ons contact was verbroken. Daarom herhaalde ik dat van het grapje, dat het niet mijn bedoeling was om zo lang stil…

Het was de hand van mijn vrouw die mijn voorhoofd depte. Zwetend lag ik in bed. Ze kuste niet al deed ze dat normaal eigenlijk wel. Moe opende ik mijn ogen. Ze keek mij aan, bijna vragend. Toen kwam haar antwoord, dat ze best begreep dat mijn woorden over een ritmeester uit Rotterdam onderdeel van één van mijn vele grapjes waren. Ik knikte en veegde nog meer zweet uit mijn gezicht. Daarna werd het stil. De ijzige stilte die kou meebrengt. Kou die een koortsig lichaam verkoeling biedt. Alleen werkte dat tussen ons niet zo.

Ze rolde op haar rug alsof we in het hoge gras lagen. Mijn geheugen begon te zoeken maar vond nergens een youtube filmpje waarin wij samen in het hoge gras lagen. Het is dus nooit gebeurt en deze houding was dus geen verwijzing naar een situatie waar wij toen wel samen uitkwamen of bevestiging van onze liefde in vonden. Ik genoot van de stilte. Een ogenblik om te controleren of ik er nog was. Of ik mijn hart voelde kloppen en mijn ademhaling in een zelfde ritme ging als het op en neer bewegen van mijn borstkas.

Mijn laatste uur had immers net geslagen, maar zo laat was het toch nog niet. Plots draaide zij zich om en staarde mij aan. Ze was veel te dichtbij en ik ontdekte een lange rechte lijn op het plafond die ik in volle aandacht moest volgen. “Heb jij echt achter een vrouw aangekropen?” dat was haar vraag en het was een directe. Mannen beantwoorden nooit directe vragen, zelfs als een eerlijk antwoord genoeg kan zijn. Dus mompelde ik, wat moest ik anders? Er was een lijn en die vroeg mijn volledige aandacht.

Ze bleef mij even aankijken. Nu mijn concentratie verliezen zou een glimlach maken en een glimlach duidt op verraad. Een verraderlijk gevoel wilde ik nu even voorkomen. Langzaam rolde ze terug. Er kwam bij mij een glimlach. Ik draaide naar haar toe en vroeg waarom. Waarom ze dit van mij wilde weten. Nu ontwijkte zij mijn blik. Er kwam geen glimlach alleen een zorgelijk antwoord. Een zin over gewoon en zo maar. Ik knikte, begrip hoeft nooit ergens op gebaseerd te zijn als je maar begrijpend je dingen doet vol begrip.

“Je zei zoiets, en ik dacht.” Dat waren haar woorden en ik kuste haar. Blijkbaar was ik lang weggeweest, niet eens dagen maar maanden. Ze had zich dingen afgevraagd en haar onrust gesust. Ik herhaalde dat ik alleen maar twee postzegels wilde halen. Twee losse postzegels voor totaal 78 cent. Dat was onmogelijk en toen verdwaalde ik. Verdwaalde in gedachten, machtsverhoudingen en grote lege gebouwen. Verdwaalde in de liefde en de relatie tussen man en vrouw, mens tot mens en gedachten in verhouding tot het echte leven. Ik besloot dat niets echts nog echt was en zij vond het een mooi moment om te gaan slapen.

Over ghduval

Wat hier staat is echt, tenminste toch echt in het hoofd van Duval en kan dus niet gebeurt zijn. Uitschrijven van gedachten niet meer dan een vriendelijk gebaar zodat u mee kunt lezen, verwonderen, afwijzen of omarmen. Deze weblog is het aambeeld waarop wordt gesmeed. De mens in al zijn verschillende vormen het ijzer wat gesmeed wordt. De gedachten en vele kronkels van Duval zijn de hamer die ritmisch neervalt. Nu alleen de warmte nog. Dat bent u, webloglezer (v/m), het is aan u het vuur hoog op te stoken zodat het wonder van de smid te bewonderen valt.
Dit bericht werd geplaatst in oud-vkblog-2009-08 en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

19 reacties op Verwijderen!

  1. Isis Nedloni zegt:

    Prachtige sluimertoestand van schone gedachten en fantasie vervlechtingen; )))))
    Mooi zo te verdwalen in de geest en dan het papier…het toetsenbord wat de woorden rangschikt….dank je; )))))
    Vriendelijk groet!

  2. G.H. Duval zegt:

    .
    Groeten terug Isis
    .

  3. Fleur Frank zegt:

    Maak je opzettelijk deze grammatica fouten pour moi?
    Iedere keer zo hoopvol om je verhaal te lezen.

  4. Fleur Frank zegt:

    Ken je die uitdrukking:
    Je verhaal is aardig,
    maar je smoes deugt niet.
    Ja,ik zie wel hoe stoer je doet ,hoor.
    Je moet de grote,sterke vent uithangen.

  5. G.H. Duval zegt:

    Waarom "iedere keer zo hoopvol om je verhaal te lezen"?

  6. Dunya zegt:

    Het kan toch niet bestáán.
    Dat is toch niet mogelijk.
    Het kan toch niet zo zijn.
    Dat iemand is zoals jij mij toont?
    Dus ben ik iedere keer vol hoop.
    Hoop op een warm kloppend hart.
    Hoop op inzicht.
    Hoop op inkeer.
    Hoop op humaniteit.
    Hoop op een hoop.
    Mijn hoop die niet van wijken wil horen.

  7. Dunya zegt:

    Zeg me ajb dat het niet waar is…

  8. Dunya zegt:

    Kijk nou:
    -Mannen die helden zijn, stoer en welgekapt. Met vuur en zwaard en haar in de krul of de nek keurig uitgeschoren. Geen barbaarse helden maar heren van fatsoen, moraalridders, mannen met gepoetste schoenen. Ik keek naar de mijne en begreep veel. Het zou tenminste een reden kunnen zijn mijn verblijf hier te weigeren. Op dit moment kon ik zelf begrijpen dat er kosten in rekening zouden worden gebracht voor de lange tijd dat ik ruimte openhield. –
    Wat nou?

  9. Dunya zegt:

    Laat ik het maar gewoon toegeven,ik snap je stuk niet.

  10. G.H. Duval zegt:

    Het is lastig reageren als je zo snel post

  11. Dunya zegt:

    Ik overweeg om D66 te stemmen.
    Op een Capricornus nog wel.
    Daar kan ik niet of nauwelijks mee overweg.

  12. Dunya zegt:

    Maar jij hebt toch hele snelle vingers?

  13. G.H. Duval zegt:

    Als je iets niet snapt, waarom vraag je dan of het niet waar is?
    Het is nogal persoonlijk. Toen ik dit schreef dacht ik aan het postkantoor in Rotterdam aan de Coolsingel. De enorme hal, het geluid, de hoogte, het statige. Zo niet van deze tijd.

  14. G.H. Duval zegt:

    Ik wil je niet inhalen maar bijhouden.
    Rusten waar je vragen zijn.
    Herlezen en nadenken over de antwoorden.
    Pas daarna praten, niet eens een gesprek
    maar vragen of mijn antwoorden de juiste
    zijn. De interpretatie van jouw vragen goed
    is geweest. Zo niet, dan kan al het denken
    over en weer herlezen.
    Je zou iemand zijn waarmee ik het wiel zou willen uitvinden.

  15. Gus zegt:

    Soms Duval, zijn er vrouwen waar je op je knieën achteraan wil kruipen, over straat.
    "Soms".
    Vond het een goed verhaal, maar moest het in 2 delen lezen.
    Zelf heb ik min of meer een voorbeeld genomen aan 100 woorden.
    Alhoewel hij soms wel erg kort schrijft.
    Dan verslapt bij mij de aandacht ook.
    De vorm van schrijven, vind ik die van Paco het beste.
    Maar dat is natuurlijk allemaal puur persoonlijk.

  16. Fleur zegt:

    Zij,die mij vaak helpt van de wal in de sloot is gevallen door een omhelzing met een lantaarnpaal.
    Dacht dat ze 18 was.
    Is dat geen palindroom?
    Haar knie is zo dik als een Heinekenknol.
    Wat een lol.
    Náks te dol.
    Ik denk dat je met bovenstaand verhaal
    vertelt dat je iemand gaat weggooien.
    Klopt dat?

  17. Fleur zegt:

    Er bestaan mensen,die echt waarachtig zijn.
    Of waarachtig echt.
    Pijn bestaat ook echt.

  18. G.H. Duval zegt:

    .
    Ja Fleur, er is veel echt…
    .
    Zou je mij kunnen (proberen) uit te leggen wat je bedoelt. Stuur desnoods een mail.
    .

  19. G.H. Duval zegt:

    Twee maanden schrijf je niets… en dan is het opeens te lang 🙂
    Ik wist dat het te lang was.
    Ik weet hoe het moet: kort en met een aansprekend plaatje.
    Maar dit is het!
    Dit wilde ik schrijven!
    Ik schrijf niet voor de Volkskrant of voor de club.
    Ik schrijf omdat het eruit moet.
    En als ik aan de vkblog denk dan wordt het zo.
    En niet anders.
    Mijn reacties zijn soms ook te lang.
    Dan weer onbegrijpelijk.
    Of in een ritme van 2, 2, 2, en dan opeens 3
    Onbegrijpelijk
    Maar wel waar

Geef een reactie op Fleur Reactie annuleren